Les 1 – Kennismaken (2)

Voornaam en achternaam

Pierre : Ik heet Pierre Boulanger. Mijn voornaam is Pierre en mijn achternaam is Boulanger. Ik ben twintig jaar (oud). Wat is je achternaam en hoe oud ben je, Lukas?
Lukas : Mijn achternaam is Apfelglück. Ik ben iets ouder dan jij. Ik ben al tweeëntwintig.
Pierre : Hoe oud ben jij, Marijke?
Marijke : Als je een gentleman bent, vraag je een vrouw niet naar haar leeftijd!
Pierre : Sorry. Mag ik vragen wat je achternaam is?
Marijke : Ja zeker. Mijn achternaam is Vanbrugge.

Les 1 – kennismaken (1)

Pierre : Hallo.
Lukas : Goedemorgen.
Pierre : Wie ben jij ?
Lukas : Ik ben Lukas. En jij ? Hoe heet jij ?
Pierre : Ik heet Pierre. En jij ? Wat is je voornaam ?
Marijke : Mijn voornaam is Marijke. Welkom jullie twee! Ik ben jullie lerares Nederlands.
Pierre : Uit welk land kom je, Marijke ?
Marijke : Ik kom uit België. En jullie? Waar komen jullie vandaan ?
Lukas : Ik kom uit Duitsland.
Pierre : En ik uit Frankrijk.

Grammatica
Het werkwoord zijn

Ik ben
Je/jij bent
Hij/ze/zij/het is
We/wij zijn
Jullie zijn
Ze/zij zijn

Grammaticale bijzonderheid

LET OP! Als het Werkwoord voor het persoonlijk voornaamwoord je of jij staat, valt de t weg.
ACHTUNG! Wenn das Verb vor dem Personalpronomen du steht, fällt das t weg.
BE CAREFUL! When the Verb is before the personal pronoun you, the t drops out.
ATTENTION! Si le verbe se trouve devant le pronom personnel tu, le t disparait.

Je bent Lukas.
Ben jij Lukas?
Uit welk land kom je?
Vandaag ben je in topvorm!
Begroetingen
Begroetingen Duits Engels Frans
Goedemorgen Guten Morgen Good morning Bonjour
Goedendag Guten Tag Hello/hi Bonjour
Goedemiddag Guten Tag Good afternoon Bonjour
Goedenavond Guten Abend Good evening Bonsoir
Goedenacht/welterusten Gute Nacht Good night Bonne nuit